In 2009 steunde Wilde Ganzen de bouw van een technische school in een
sloppenwijk van Guatemala-Stad. De school is sindsdien uitgegroeid tot een
grote vakschool en wil de komende jaren op eigen benen staan. Josée van Herel
van stichting Flor Ayuda is er vanaf het begin bij betrokken.

Hoe gaat het met deze vakschool?

“De school is begonnen met vier vakopleidingen, dat zijn er nu twaalf. Van internationaal koken tot het repareren van auto’s en van ICT-lessen tot elektrotechniek. Eerst was er plek voor vijftig leerlingen, nu zijn dat er 400, waarvan de helft meisjes. Alle kinderen komen uit arme families. De school is ontzettend populair, er komen steeds meer aanmeldingen.”

Leren kinderen er alleen een vak of biedt de school meer?

“Veel meer! Allereerst worden de ouders overal bij betrokken. Zo zijn er elke maand ouderbijeenkomsten. Bij inschrijving bekijken vrijwilligers de thuissituatie. Er wordt heel veel aandacht besteed aan persoonlijke vorming en sociale vaardigheden.
De leerlingen krijgen bijvoorbeeld les in hygiëne en gezondheid. Een week lang moeten ze een babypop verzorgen. Meisjes én jongens. Heel grappig om te zien dat de stoere jongens dan allemaal vragen gaan stellen aan de meiden hoe ze er mee
om moeten gaan.”

Vinden de leerlingen na school makkelijk een baan?

“De meesten wel. Veel kinderen met een ICT-opleiding of die voor automonteur leerden, zijn vervolgens een eigen bedrijfje begonnen. Bij de koksopleiding moeten ze op stage en bijna iedereen krijgt daarna een baan aangeboden op hun stageplek.
Een jongen die de deugniet van de klas was, is nu een van de beste sushimakers van de stad. En een oud-leerlinge die een eigen cateringbedrijf is begonnen, moest laatst voor tachtig man een maaltijd verzorgen!”

Hoe ziet de toekomst eruit?

“De school is voor 65% zelfvoorzienend door lesgeld en een eigen bijdrage van leerlingen met een bijbaan. De directeur is samen met ons bezig met een plan om
de school helemaal onafhankelijk te maken van buitenlandse hulp. Daarvoor moet de school nog wat groter worden, zodat er meer lesgeld binnenkomt. Daarna
stoppen wij als stichting met nieuwe projecten en subsidiëren we alleen nog studiebeurzen voor de allerarmste kinderen.”