Een team van onderzoekers van de Radboud Universiteit onder leiding van Sara Kinsbergen, heeft het afgelopen jaar in Nepal en Senegal onderzoek gedaan naar de verschillen tussen Nederlandse, Franse, Vlaamse en Deense particuliere initiatieven. Uit dit onderzoek komen mooie nieuwe inzichten naar voren over de diversiteit aan activiteiten die particuliere initiatieven uitvoeren.
Daarbij is zowel de manier waarop initiatieven in de landen van herkomst gefaciliteerd worden als de situatie in het ontvangende land van groot belang. Deze inzichten helpen ons als Wilde Ganzen om beter te begrijpen hoe we onze werkwijze kunnen optimaliseren om samen met jullie als particuliere initiatieven een nog grotere bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling.
Faciliteiten maken verschil
Als we kijken naar hoe verschillende landen in Europa worden beïnvloed door hun eigen nationale situatie, zien we dat particuliere projecten in Denemarken, een land met goede voorzieningen en financieringsmogelijkheden, voornamelijk gericht zijn op lobbyen en het opbouwen van capaciteit. In landen waar financiering en ondersteuning meer willekeurig zijn en het registreren van een organisatie eenvoudiger is, worden meer concrete projecten uitgevoerd. Franse en Vlaamse particuliere initiatieven richten zich voornamelijk op concrete projecten en hebben zelden interactie met de lokale overheid. Nederlandse particuliere initiatieven hebben de hoogste mate van formalisatie van alle onderzochte initiatieven, maar krijgen in vergelijking slechts beperkte ondersteuning. Desondanks zijn de activiteiten van Nederlandse particuliere initiatieven divers en omvatten zowel concrete projecten als lobby- en capaciteitsopbouwactiviteiten.
Kleiner en informeler
In de gekozen partnerschappen zijn er ook opvallende verschillen. Vlaamse en Franse particuliere initiatieven hebben veel vaker contact met een fysiek persoon als partner, terwijl Nederlandse en zeker Deense particuliere initiatieven er eigenlijk altijd voor kiezen om samen te werken met een voor de lokale wet geregistreerde organisatie. Dit maakt het voor de Fransen en Belgen veel makkelijker te opereren in landen waar de ruimte voor maatschappelijke organisaties beperkt is. Terwijl voor Nederlandse en zeker voor Deense organisaties het vrijwel onmogelijk lijkt in dergelijke landen te werken.
Ruimte voor maatschappelijk middenveld
Als laatste punt lijkt ook de situatie van het ontvangende land van belang. In Nepal zien we veel minder praktische fysieke projecten dan in Senegal. Het ontvangend maatschappelijk middenveld in Nepal is sterk en wordt door de Nepalese overheid beter gewaardeerd. In Senegal wordt het maatschappelijk middenveld minder ruimte geboden en daardoor is het daar minder makkelijk partners te vinden. Van belang zijn ook de koloniale banden en de taal. Voor Franse particuliere initiatieven is het natuurlijk veel makkelijker werken in Senegal, hoewel negatieve koloniale connotaties mogelijk wel de bewegingsvrijheid van Franse initiatieven beperken.
Steun helpt
Concluderend stellen de onderzoekers dat vooral de mate waarin particuliere initiatieven ondersteund worden, bepalend is voor de mate waarin hun activiteiten bijdragen aan duurzame ontwikkeling in de landen waar ze actief zijn. Organisaties met onvoldoende steun, die noodgedwongen van project naar project werken, zoals zeker in België het geval is, worden helaas beperkt in de impact die ze hebben. Alles bij elkaar levert het vergelijkend onderzoek ons mooie nieuwe inzichten waarmee we zeker ons voordeel mee zullen doen.
Het volledige onderzoek kun je lezen op de website van het Europese Netwerk voor steun organisaties voor particuliere ontwikkelingsinitiatieven.