‘Waar mensen samenwerken, kunnen zij een olifant op handen dragen.’ Dit Rwandese spreekwoord gebruiken Jan en Nelleke van Schaardenburgh geregeld. Ze woonden zeven jaar in Rwanda en keerden terug om oude relaties aan te halen en vrienden te helpen. Vrienden die ook weer anderen helpen met kleinschalige projecten om hun land op te bouwen na de genocide.
In de jaren ’70 werden Jan en Nelleke naar Rwanda – een klein bergachtig land, zo groot als Nederland – uitgezonden door de protestantse kerk. Niet om zieltjes te winnen, maar om in de Presbyteriaanse Kerk in Rwanda ‘mensen te helpen, dicht bij ze te staan, om samen wegen naar de toekomst te vinden’, zoals Jan het omschrijft. In Nederland hadden ze zich zo goed mogelijk voorbereid op wat hen te wachten stond. “Ik heb zelfs een cursus kippen houden gevolgd in Barneveld”, vertelt Jan. “Mensen vroegen me wat ik daar nou mee moest. Nou, ik heb in Rwanda met kleine boeren te maken was mijn antwoord. Dan is het goed om een beetje verstand van kippen te hebben. Voor de boeren is dat belangrijk.”
“Voor mij was het daar in het begin een uitdaging”, zegt Nelleke. “Jan leerde snel de taal en had zijn werk, was regelmatig meerdere dagen achtereen weg. Ik ben arts en had in Nederland mijn eigen zelfstandige leven, maar het eerste jaar had ik geen baan en was ik thuis om voor kinderen te zorgen. Later werkte ik in de moeder- en kindzorg in het plaatselijke staatsziekenhuis. Ook schreef ik brochures over voeding en ‘familyplanning’, die de mensen hielpen in het leven van alledag. Er waren nog weinig boeken beschikbaar en de mensen waren erg leergierig.”
Jan: “Het Kinyarwanda is een mooie en ook wel moeilijke taal. Interessant om te leren. Rwandezen zijn buitengewoon voorkomend en sympathiek, maar ook gereserveerd. Je weet pas na lange tijd of iemand een vriend is geworden. Er zijn niet zoveel mensen die duidelijke feedback geven, omdat ze het gevoel hebben dat dat niet kan. Als je geïnteresseerd bent in mensen, respect hebt en in ze investeert, dan lukt het om een mooie band op te bouwen.”
Zo hielp Jan in die tijd mee een kadervormingscentrum te bouwen in Gisenyi dat kon dienen als herberg, conferentieoord en kapel. “Ook maakten we er een ontmoetingsplek van voor jongeren die op de markt rondzwierven. Binnen drie maanden was dit centrum zelfvoorzienend.”
"Rwandezen zijn buitengewoon voorkomend en sympathiek, maar ook gereserveerd. Als je geïnteresseerd bent in mensen, respect hebt en in ze investeert, dan lukt het om een mooie band op te bouwen."
De genocide
Er leven twee bevolkingsgroepen in het land: Hutu’s en Tutsi’s. Jan: “In de tijd dat wij er waren trouwden ze onderling. Men sprak soms van Hutsis. Wel waren er spanningen die gingen over het klassenverschil en strijd om de macht. Tutsi´s voelden zich soms achtergesteld.” De onderliggende spanningen mondden uit in de genocide van 1994. Honderdduizenden mensen werden vermoord, het land getraumatiseerd achterlatend. Elke familie heeft wel doden te betreuren. “Wij hebben met ontsteltenis gekeken naar wat er gebeurde”, vertelt Jan. “Er heeft een radicale machtswisseling plaats gevonden. Rwanda werd op een totaal nieuwe leest geschoeid. Er zijn verschillende lezingen van wat gebeurd is, en nog. Er is wat dat betreft een mooi gezegde: ‘de leugen neemt de lift, de waarheid komt over de trap’.”
Nadat Jan en Nelleke met pensioen waren, zijn ze in 2006 weer teruggegaan. “Wij hebben Rwanda nooit losgelaten. Een vriendin met wie Nelleke samen een kleuterschool had gestart, wilde graag na de oorlog een klein hostel beginnen”, vertelt Jan. “Ze had al een pand, maar hoe kwam ze aan geld om het op te bouwen? Ik heb toen de Lions Club in Haaksbergen benaderd en uitgelegd dat dit project goed is voor toerisme en werkgelegenheid in Rwanda en zo werd 12.500 euro beschikbaar gesteld. Genoeg geld om het hostel op eigen kracht verder uit te bouwen. En omdat de overheid van Rwanda geen kleuteronderwijs financiert, hielpen we in 2011 in Gisenyi ook bij het opstarten van een kleuterschool voor de armen, met een oudercomité. Die school kan zichzelf nu onderhouden. Wij ondersteunen hen nog met vijftien kleuterbeurzen à 60 euro per jaar.”
"We wilden geen grote organisatie worden, ons doel was om te bemiddelen en aandacht te vragen voor de problemen en goede kanten van Rwanda."
Eigen stichting
Om transparant te blijven en alles goed te kunnen verantwoorden, richtten Jan en Nelleke in 2009 stichting IFUNI op. “We wilden geen grote organisatie worden, ons doel was om te bemiddelen en aandacht te vragen voor de problemen en goede kanten van Rwanda”, legt Nelleke uit. “Wij zijn katalysator.” “Dat is ook waarom we nu met Wilde Ganzen samenwerken”, vult Jan aan. “Samen steunen we de bouw van een kleuterschool in Kigali, een droom van onze goede vriend Epa Mwenedata. Bij dit project kunnen we de knowhow, discipline en financiering van Wilde Ganzen goed gebruiken. Maar we kijken met dit project tevens naar de toekomst. Er moet later een verdieping extra op gebouwd kunnen worden, zodat er een lagere school bij kan komen. Daar moet je nu bij de bouw al rekening mee houden. Dat duurt misschien nog jaren, maar ondertussen kunnen ze in Rwanda alvast bondgenoten als Wilde Ganzen leren kennen, zodat ze straks ook zelf deze uitbreiding kunnen financieren.”
Inmiddels is Jan 73 en Nelleke 76 jaar. Het wordt langzaam tijd om af te bouwen. Nelleke: “Wat ons betreft is de bouw van de kleuterschool ons laatste grote project.” Jan vult aan: “Anderen mogen dan het stokje overnemen.” Tegelijk zegt hij: “Ik zag dat Wilde Ganzen lokale fondsenwerving stimuleert met Change the Game Academy. Fantastisch! Het is heel belangrijk dat je eigen krachten en verantwoordelijkheid stimuleert. Ze denken soms ‘we zijn allemaal arm’. Maar vijf procent van de bevolking is puissant rijk! Die hebben geen idee hoe een kleine boer moet overleven en kunnen er alleen maar op neerkijken. Er is nog zoveel te doen om dat te veranderen.” “Je hoort het enthousiasme van Jan he?” lacht Nelleke.