Werken met een divers bestuur, hoe is dat?
Veel stichtingen waarmee ik als adviseur projecten bij Wilde Ganzen mee samenwerk, hebben een bestuur dat ofwel volledig bestaat uit leden van de diaspora, ofwel volledig bestaat uit Nederlanders. Maar, hoe is het om juist een gemixt bestuur te hebben? Voegt dat iets toe? Of zorgt het juist voor problemen door cultuurverschillen?
Ik sprak hierover met Natnaël Assefa en Franny Treurniet, sinds de oprichting in 2003 bestuursleden van Stichting Food for All.
In 1996 kwamen Franny en haar man in contact met de Ethiopische Kerk in Rotterdam. Daar ontmoetten ze Natnaël en andere leden van de Kerk. Enkele jaren later vroeg de voorganger van de kerk aan Franny of zij niet een pleeggezin kenden voor een Ethiopische AMA (alleenstaande minderjarige asielzoeker). Franny en haar man besloten deze jongen zelf op te vangen.
Al deze contacten leidden in 2003 tot een bezoek aan Ethiopië. Diep onder de indruk kwam Franny terug naar Nederland. Met het gevoel; we moeten toch iets doen. Maar wat, en hoe pakken we dat aan?
In de tussentijd was de voorganger van de Kerk gebeld door NOVIB met de vraag; ‘hoe kunnen de mensen in jullie land het beste geholpen worden’. Toen Franny na terugkomst haar ervaringen besprek met de voorganger en aangaf dat zij en haar man graag ‘iets’ wilden doen, zagen ze eigenlijk allebei in dat zij samen, met elkaar, iets moesten gaan doen. Dit was het begin van veel; er werd een stichting opgericht vanuit de Kerk, met vanaf de allereerste dag een bestuur bestaand uit mensen met een Ethiopische én met een Nederlandse achtergrond. Lokale partners in Ethiopië werden gevonden via het netwerk van de leden van de Ethiopische (Kerk)gemeenschap.
Gemengd bestuur
Ook nu nog wordt het bestuur bewust gemengd gehouden. Franny; ‘het is heel waardevol om samen te werken met mensen die het land goed kennen’. Voor Natnaël is het ook fijn om samen met Nederlanders het bestuur te vormen; ‘Zij hebben toch een groter netwerk dan wij. We kunnen elkaar goed aanvullen. Als Ethiopiërs hebben wij meer kennis van het land en de cultuur’.
Mensen in Ethiopië beloven soms veel, vindt Natnaël, maar de praktijk is vaak lastiger. Het is fijn om mensen in het bestuur te hebben die dat begrijpen en de mensen ter plekke op de juiste manier weten te benaderen. En omdat Natnaël beide culturen goed kent, kan hij ook de Ethiopische partners helpen en uitleggen hoe zij goed met de Nederlanders kunnen omgaan. Iedereen is van goede wil, maar soms begrijp je elkaar gewoon verkeerd. Problemen zijn er binnen het bestuur nooit geweest door de cultuurverschillen.
‘Inmiddels is Franny zelf ook bijna een halve Ethiopische’, zegt Natnaël lachend. Ze is al zo lang en zo diep betrokken, dat ze de cultuur inmiddels goed kent en een vertrouwensband heeft opgebouwd met de partners. Maar zeker in het begin was het voor de lokale organisaties soms makkelijker om hun zorgen en uitdagingen te delen met Natnaël dan met Franny.
Het vinden van nieuwe bestuursleden is altijd een klus. Veel Ethiopiërs doen op eigen initiatief heel veel voor hun land, ziet Natnaël. Maar veel mensen zien het minder zitten om dit op een formele manier te doen. Voor activiteiten zijn altijd genoeg mensen te vinden, maar een bestuursfunctie is toch ingewikkelder. Veel Ethiopiërs durven niet omdat ze vinden dat ze de taal onvoldoende spreken, weet Natnaël. Maar je hoeft niet perfect Nederlands te spreken om heel veel bij te kunnen dragen.
Zowel Natnaël als Franny vinden dat je samen écht het verschil kunt maken. ‘Natnaël mag alleen weg uit het bestuur, als hij zorgt voor een Ethiopische opvolger’, zegt Franny. Maar, voorlopig blijft ook Natnaël betrokken; ‘Als Franny zich zo lang en zo gepassioneerd kan inzetten, dan moet ik toch helemaal iets doen voor mijn land!’