People dont’t know us’, herhaalde de oude man huilend in het vluchtelingekamp. Het was in 1999, het Zuid-Soedanese dorp was zwaar getroffen door oorlog, geweld en hongersnood. Kinderen, vrouwen en mannen in angst moesten vluchten vanuit chaos op zoek naar veiligheid. Ondanks die constante dreiging en geweld bleven mensen toch ook veerkrachtig en zoeken naar vrede en menswaardigheid. Het is een van de vele redenen waarom Yvonne Heselmans (Hoofd Projecten Wilde Ganzen) in gesprek gaat met Mekka Abdelgabar (directeur Vrouwenorganisatie Nederland-Darfur). Samen bespreken ze hoe een Particulier ontwikkelingsinitiatief (POI) het beste vluchtelingen in de kampen kan ondersteunen.
Yvonne (Y): ‘’Wilde Ganzen heeft afgelopen vijf jaar acht projecten ondersteund in vluchtelingenkampen. Onze organisatie zet zich in voor verandering op lokaal niveau om mensen in hun kracht te versterken. Daarom ondersteunen we organisaties duurzaam zodat ze met kleine projecten een groot verschil kunnen maken. We focussen ons dus niet op noodhulp. Desondanks ondersteunen we partners in de vluchtelingenkampen om mensen betere leefomstandigheden te bieden. Wat vind je daarvan?’’
Mekka (M): ‘’Ik denk dat dat nodig is ja. Want mensen wonen daar jarenlang noodgedwongen. Sommigen zitten er wel tien jaar. Je wilt niet dat iemand zijn of haar zelfontwikkeling voor tien jaar stilstaat.’’
Mekka Abdelgabar
Yvonne Heselmans
Y: ‘’Jij hebt er gelukkig nooit mee te maken gehad omdat je sinds de jaren 90’ vanwege je werk al een Nederlandse verblijfsvergunning hebt, maar veel mensen zijn Soedan later ontvlucht. Zij zijn bijvoorbeeld in een vluchtelingenkamp in buurland Tsjaad terecht gekomen toen de situatie verergerde. Hoe kijk jij naar die kampen?’’
M: ‘’Het is een ongezonde toestand. Ik krijg vanwege mijn werk met Soedanese vrouwen ook veel mee van de situatie daar. Ze krijgen niet de juiste hulp. De VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) doet veel financieel. Maar toch missen de mensen de veiligheid in die kampen.’’
Y: ‘’Heb je een voorbeeld daarvan Mekka?’’
M: ‘’Ja, ik herinner mij bijvoorbeeld een Soedanese vrouw die ik niet lang geleden ontmoette. Ze woonde in een Tsjadisch kamp en maakte daar verschrikkelijke dingen mee. Naast het tekort aan eten, water en medische zorg waren er namelijk talloze vrouwen die verkracht werden. Het extra-schrijnende is ook dat ze geen traumahulp konden krijgen. Vanwege al deze mensonterende gebeurtenissen in de kampen wilde ze terug naar het oorlogsgebied in Darfur. Ze zei: ‘Zelfs getuige zijn van het moorden is beter dan in het kamp blijven’.’’
Y: ‘’Kun je nagaan, ze voelde zich dus echt niet veilig!’’
M: ‘’Nee zeker niet. Ze ging eerst naar Egypte, waar ze veel racisme ervaarde. Ze zocht daar behandeling voor gevolgen van verkrachting. Eenmaal terug in Soedan haalde ze uiteindelijk haar diploma en kwam ze op voor vrouwen om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Ze groeide uit tot mensenrechtenactivist en drukte de vrouwen op het hart om meldingen te maken van de nare ervaringen. Ze sprak mét de vrouwen. Iets wat zij zelf niet kon doen destijds.’’
Y:‘’Je snijdt daar wel een goed punt aan Mekka. Want jouw werkethiek met stichting Vond is net als die van Wilde Ganzen: we werken mét de mensen. Maar hoe kun je met mensen samenwerken die in zulke nare omstandigheden leven in de kampen? Want het is zoals je zei heel belangrijk om daar projecten te hebben. Hoe kunnen stichtingen dat op de juiste manier doen samen met de gevluchte mensen?’’
M: ‘’Je gaat met ze zitten. Je vraagt wat ze nodig hebben. En met ‘je’ bedoel ik voornamelijk lokale gemeenschappen en organisaties in het land, die letterlijk en figuurlijk dichter bij de mensen in de kampen staan. Je beoordeelt de situatie en gaat dan weer samen met de mensen in gesprek. Op basis daarvan kunnen projectideeën worden ontwikkeld. Doe het samen met hen.’’
Y: ‘’Dat is prachtig! Die instelling ambiëren wij ook. Wij ervaren niet wat zij ervaren. Daarom is het belangrijk aan te sluiten bij de verandering die de mensen zelf willen. En daarom samen te werken met initiatieven, organisaties, ter plekke. Denk je dat Nederlandse stichtingen op zo’n grote afstand ondersteuning kunnen bieden?’’
M: ‘’Ja natuurlijk! Er zijn veel mogelijkheden. Zo zijn er in ieder land vredesorganisaties die kunnen helpen met beoordelingen en expertise. Zij kunnen de lokale partners van POI’s bijstaan. Nederlandse organisaties kunnen vervolgens weer sparren met hun partners. Alleen al een Zoom-meeting zoals deze zorgt voor veel inzichten en inspiratie omdat je kennis met elkaar deelt. Iedereen heeft hetzelfde doel: de mensen helpen.’’
Y: ‘’Dit is een belangrijk element. Want als ik kijk naar onze partners, werken we altijd met lokale mensen in de kampen. In Kalobeyei in Kenia bijvoorbeeld met Klabu Foundation. Die zet zich in voor jongeren om te kunnen sporten. Wilde Ganzen werkt ook graag samen met organisaties die direct contact hebben met de mensen in de kampen. Verandering moet komen vanuit de mensen dáár. Daarom ben jij ook veerkrachtig Mekka. Je bent down to earth en werkt bottom-up met overzicht op de politieke situatie. Door organisaties samen te laten bundelen sta je ook sterker tegenover autoriteiten.’’
M: ‘’Zeker, dat denk ik ook! En het is daarmee ook een win-winsituatie omdat de mensen die lokaal werken, dicht bij de mensen staan, maar vaak niet goed weten hoe je rapporten en formulieren moet invullen. Je kunt consultants zoals onze vredesorganisatie voor hulp vragen. Maar ook zeker het netwerk van Wilde Ganzen benaderen. Je moet krachten bundelen.’’
We moeten niet vergeten dat er in die kampen duizenden mensen wonen met nuttige talenten.
Y: ‘’Eigenlijk zeg je dat er een vertaler in de breedste zin van het woord moet zijn voor de mensen in de kampen. Een lokale organisatie die de behoeften, zorgen én ideeën van de mensen kan doorgeven aan particuliere initiatieven of Wilde Ganzen.’’
M: ‘’Ja precies! Dan geef je mensen een stem. Je haalt iemand zo meer uit isolement. Daarnaast moeten we ook niet vergeten dat er in die kampen duizenden mensen wonen met nuttige talenten. Velen hebben gewoon diploma’s, werkervaringen en specialisaties. Zij kunnen op hun manier bijdragen en willen dit hoogstwaarschijnlijk ook gewoon. Als je ze maar betrekt.’’
Y: “Dat is eigenlijk wat er misgaat hè Mekka?! De mensen worden niet van dichtbij gezien. We verliezen de menselijke maat. Organisaties als de VN kijken heel erg op macroniveau. Ze zijn gebonden aan de formele instanties om bijvoorbeeld voedsel te verdelen. Dat is natuurlijk nodig, maar tegelijkertijd riskant in dit soort situaties van grote schaarste, macht en geweld, want bereik je dan wel echt de kwetsbaarste mensen? (Macro-)organisaties zouden juist meer op microniveau moeten kijken in de kampen naar wat de mensen kunnen en nodig hebben. En dat kan alleen als je de tijd en energie steekt in de juiste lokale organisaties. Dat is een bottom-up proces.’’
M: ‘’Juist. Op die manier komt het geld op de juiste plek én worden de krachten en talenten van de vluchtelingen ook gezien. Die aanpak biedt hen perspectief.’’
Y: ‘’Toen ik in de kampen was, leerde ik ook dat veel mensen zich vergeten voelden. Een paar jaar geleden hield ik met een Nederlands radioprogramma interviews in een Soedanees kamp. Een oudere man was zo emotioneel dat ‘er éindelijk naar ze geluisterd werd’. ‘People dont’t know us, people don’t know us’, bleef hij herhalen in tranen. Door verbindingen te leggen, geef je deze mensen ook het gevoel dat ze een vangnet, een netwerk hebben. Je geeft hen het gevoel wél ergens bij te horen en dat er om ze gegeven wordt. Dat zou alleen al fantastisch zijn: het geven van een platform voor die mensen.’’
M: ‘’Precies, maar tegelijkertijd laten zien dat we projecten met ze willen doen omdat we geloven in hun krachten. Niet omdat we het alleen doen uit medelijden. Natuurlijk is het verschrikkelijk wat ze moe(s)ten doorstaan, maar ze moeten het vertrouwen krijgen dat ze juist door hun bewezen veerkracht veel kunnen.’’
Y: ‘’Exact, want initiatieven beginnen vanuit de mensen dáár. Dus als zij ook het lokaal eigenaarschap voelen, blijven ze zich ook inzetten voor henzelf! Het is mooi en belangrijk als buitenlandse ondersteuning aansluit bij die veerkracht en het lokaal eigenaarschap respecteert.’’
M: ‘’Yes! Wanneer je dan resultaten kunt terugzien, voel je ook dat de hulp en het geld op de juiste plek is gekomen. En niet bij overheidsinstanties die er misbruik van maken. Mijn advies voor POI’s die willen helpen is dus om samen met hun lokale partner te kijken of er vredesorganisaties zijn die al ervaring hebben in vluchtelingenkampen.’’
Onze organisatie zet zich in voor verandering op lokaal niveau om mensen in hun kracht te versterken.
Y: ‘’Dit is ook een belangrijke oproep naar grote organisaties: dat ze samenwerken met de lokale mensen en organisaties in de kampen. In principe werkt Wilde Ganzen ook zo, maar we hebben nog niet toegang tot die mensen. Met organisaties als de jouwe lukt dat wel. Ik denk dat daar een belangrijke kracht ligt voor POI. Zij kunnen de menselijke maat en de lokale context verbinden aan het abstracte beleid. Met het juiste netwerk kun je zoveel betekenen.
Eigenlijk een laatste vraag aan jou Mekka: Hoe kunnen POI’s dit communiceren naar hun donateurs? Want vluchtelingenkampen zijn heel negatief beladen, maar het perspectief en de mogelijkheden kunnen heel positief uitpakken!’’
M: ‘’Goede communicatie is key. Misschien zijn mensen wel bang dat een school in het kamp, waar hun donateursgeld in zit, wordt platgebombardeerd. En dat is een grote misvatting. Want dat gebeurt niet. Vluchtelingenkampen zijn altijd in een ander land gesitueerd onder het mandaat van de UNHCR. Kampen in oorlogsgebied zelf heten ‘ontheemdenkampen’. Je moet dus goed de verhalen vertellen en met argumenten komen waarom projecten wel degelijk nodig zijn in de kampen. Alleen al om wat ik eerder aangaf. Jongeren kunnen wel tien jaar in het kamp wonen. Dat moet niet hun zelfontwikkeling belemmeren.’’
Y: ‘’Daarbij moeten we samen als organisaties, klein en groot, ook dat positieve licht schijnen. Er ís perspectief, als je ook inzoomt op de mensen zelf! Mensen zoals jij laten ook met hun organisatie zien dat je veel kunt doen vanuit Nederland. We zeiden het al aan het begin van het gesprek: we nemen de tijd om mét de mensen te zitten en naar hen te luisteren. Dat is de juiste aanpak. Dat positieve perspectief is wat POI’s niet alleen naar hun donateurs uitstralen, maar vooral naar zichzelf. Samen, vanuit die verbondenheid, staat iedereen sterker!’’