In Oeganda zijn ze de witte, eigengereide, superieure goeddoeners zat, lazen we woensdag in De Verdieping van Trouw. En terecht. Wie vandaag nog denkt goed te doen door zelf in ‘Afrika’ in een weeshuis met kinderen te werken, denkt meer aan zichzelf dan aan de behoeften van mensen in Oeganda, Kenia of Malawi.
De voorbeelden in het artikel in Trouw zijn schrijnend. Maar hoe kan je als witte, enthousiaste, betrokken goeddoener dan wél Afrika helpen? Er zijn op dit continent genoeg problemen die onze aandacht verdienen en waar wij een rol bij kunnen spelen. Het allerbelangrijkste is dat we het besef tussen onze oren krijgen dat mensen die in armoede leven niks minder zijn dan wij. Zij hebben dezelfde kwaliteiten en capaciteiten als ieder ander. Het ontbreekt mensen in armoede alleen vaker aan kansen, de juiste contacten of geld om vooruit te komen. Daar kunnen wij bij helpen.
Uit eigen ervaring weet ik dat de beste manier is om elkaar gelijkwaardig tegemoet te treden en projecten te steunen die voortkomen uit de wensen en ideeën van de mensen zélf. Lokaal eigenaarschap noemen we dat: het is hun leven, hun verantwoordelijkheid. Wij kunnen steunen met geld en door mensen met elkaar in contact te brengen. Maar bovenal kunnen we helpen met kennisoverdracht. Niet zelf een school oprichten, maar meehelpen hun school uit te bouwen. Niet ons lesmateriaal opsturen, maar kijken hoe je samen cursussen kunt aanbieden die mensen krachtiger maken. En wie zelf naar Afrika wil: zet je in voor bestaande projecten en organisaties waar de lokale gemeenschap profijt van heeft. Alleen zo brengen we positieve ontwikkelingen op gang en creëren we samen een wereld met meer vooruitgang en gelijkwaardigheid.
Robert Wiggers
Adjunct-directeur Wilde Ganzen